Prinsessen en vrouwenrechten

0

Een onderzoek naar de visuele geschiedenis van vrouwenrechten.

In 2003 werd mijn tv-documentaire over fotografe Eva Besnyö, waaraan ik ruim vier jaar had gewerkt, twee keer op primetime uitgezonden. Met de eerste uitzending keerde Eva (1910-2003) voor even terug in de spotlights, de tweede was korte tijd later, op haar sterfdag.

Vijf jaar speelde zij een prominente rol in mijn leven, minstens een keer per week bezocht ik haar. Dan bespraken we – naast smalltalk – onze fascinaties: fotografie, oorlog, communisme en vrouwenrechten. De fotografie was het medium waaraan we alles ophingen. Oorlog was ons grote schrikbeeld en het communisme het belangrijkste twistpunt. Ik had, na jarenlang als fotograaf te hebben gewerkt in (post-)communistische landen, een grote achterdocht ontwikkeld tegen politieke ideologieën van welke aard dan ook. Eva had, door zich in de late jaren zestig aan te sluiten bij de Dolle Minabeweging, het communisme en haar liefde voor vadertje Stalin omgezet in een feministische ideologie. De terreurdaden van diverse communistische regimes waren eind jaren zestig een open wond in linkse kringen en daardoor vrijwel onbespreekbaar. Wat de Eva-op-leeftijd zo bijzonder maakte, was haar bereidheid om het er alsnog over te hebben en zelfs enige boete te doen.

Ook al was ik wars van politieke ideologieën en ook al was ik geen vrouw, ik beschouwde mijzelf wel als een feminist. Eva lachte daar hartelijk om, maar was het wel met mij eens dat vrouwenrechten zowel een vrouwen- als mannenzaak zijn. Ik weet het zeker: vrouwenemancipatie heeft betrokken mannen nodig. Mijn vader was zo iemand. Jarenlang was hij hoofddocent van de afdeling lhno binnen een grote scholengemeenschap. Het lagere huishoud- en nijverheidsonderwijs (jongens zaten er niet op) was in het middelbaar onderwijs de enige richting van waaruit je niet kon doorstromen. Bijzonder vrouwonvriendelijk en onrechtvaardig, vond mijn vader. Hij bedacht een list: met enige op het oog legale, maar toch licht frauduleuze trucs, wist hij veel meisjes niet alleen aan een lhno- maar ook aan een mavo-3-diploma te helpen. Daarmee konden ze naar mavo-4 en verder. Een aanzienlijk aantal deed dat. Toen ik Eva daarover vertelde, zei ze dat mijn vader een verzetskruisje had moeten krijgen.

De strijd voor vrouwenrechten gaat over de verdeling van de kansen die de samenleving biedt. Voor veel vrouwen om mij heen, ook voor de vier jonge collega’s met wie ik nauw samenwerk, is feminisme een vanzelfsprekendheid. Ook al hoeven ze er zelf niet continu voor te vechten, ze zijn zich bewust van hun kwetsbaarheid.

Eva is al zestien jaar dood en ik ben al een tijdje geen beroepsfotograaf meer. De fotografie is echter gebleven doordat ik foto’s ben gaan verzamelen. Ik kocht, stukje bij beetje en voor kleine bedragen, enkele duizenden vergeten foto’s uit de eerste eeuw van de fotografie. Foto’s gemaakt door grotendeels anonieme fotografen. Daarop staan soms taferelen waarvoor ik in een eerder stadium van mijn beroepsbestaan bereid was mijn leven te wagen.
Ik ging mij verdiepen in de systematiek van hoe (visuele) geschiedenis wordt geschreven en beleefd. Onze samenleving bedient zich van historiografie, we interpreteren het verleden door het vanuit het nu in te vullen. Met die gedachte ging ik niet zozeer het realisme, maar vooral de dromen uit het verleden verzamelen. Ik ging op zoek naar de illusies, verlangens, idealen en leugens die onze voorouders hebben achtergelaten.

Ik was vooral geïnteresseerd in ‘persoonlijke fotografie’; beelden gemaakt door of voor mensen voor eigen gebruik. Deze beelden hebben hun gebruikers overleefd of zijn ooit om andere redenen gaan zwerven. Ze gaven mij een intieme kijk in de geschiedenis. Veel foto’s verbeelden een leugen. Mensen lieten zich niet fotograferen hoe ze waren, maar wie ze zouden willen zijn. De dromen, wensbeelden, noem het illusies, kwamen voort uit zeer verschillende werelddelen en vaak gemaakt onder de meest extreme omstandigheden. Het waren geluksmomenten die enkel op een foto bestonden.

In de computer verwijderde ik stof, krassen en verkleuringen en daarmee ook valse nostalgie. Ik bracht de beelden naar de mediaomstandigheden van de 21ste eeuw en kon mensen die al meer dan honderd jaar dood waren weer in de ogen kijken. Ik kon de beelden daarna aftasten en in- en uitzoomen. Tijdens dat proces gebeurde ook wat anders: de jonge collega’s om mij heen, die daarvoor mijn verzamelwoede meewarig aanschouwden, toonden opeens interesse. Toen ik de beelden dagelijks via sociale media aan de wereld toonde, bleek de belangstelling groot. Ik kreeg steun bij mijn research: uniformen werden herkend, mensen zochten via genealogiesites namen voor mij op, anderen herkenden steden en gebouwen, ik ontving uitnodigingen voor symposia en kreeg ‘vriendschapsverzoeken’ van deskundigen over de hele wereld.
Speurend door al die imaginaire werelden doken bijzondere karakters op, maar het meest in het oog springend waren de prinsessen: jonge vrouwen met een charismatische uitstraling die de dromen van hun tijd en omgeving verbeelden. Ik kwam ze overal tegen. In koloniaal Indië, in Rotterdam rond de eeuwwisseling, in Rusland, in de DDR, in de oorlog, op de kermis, in ziekenzalen, in het weeshuis.

Er ontstond een nieuwe verhaallijn: de prinsessendroom werd de rode draad. Dat verhaal heeft geen documentaire of journalistieke boodschap, ook al hebben de foto’s soms wel die uitstraling. Ze bewijzen niets, behalve dat er zonder dromen geen vooruitgang mogelijk is. Zonder dromen is er ook geen emancipatie.

Wordt vervolgd…

Share:

Comments are closed.